‘Als een blessure over is, moet het uit zijn met dralen’. Elwin sluit het herstel van zijn achillespeesblessure met een ultieme proeve af, het lopen van de ‘Bouillonante‘.
Zoals er in Nederland elk weekend tientallen asfaltloopjes plaatsvinden, zo krioelt de belgische wedstrijdkalender van de ‘trails’. Crosswedstrijden waarbij de hoogtemeters zwaarder tellen dan de afstanden.
Zo stond afgelopen Zondag 20 April, de Bouillonante op de agenda. Een parcours die Westelijk vertrekt vanuit de burcht van Godfried en daarbij het gros van de verheffingen boven de grillig meanderende Semois meepikt. De ‘echte’ trail doet 45km en 2000 phm (pos. hoogtemeters), maar er was ook een publieksvriendelijker versie van 22km met 1000 phm.

Samen met Timo vertrokken we al op Zaterdagavond, om niet meteen na de stijfmakende 4 uur in de auto meteen te moeten starten. Ter plaatse, rond middernacht, scharrelde het gros van de organisatie nog/al rond de finishtent. Meteen trof ons weer de belgische vriendelijkheid. We raakten direkt aan de babbel en ze vonden het prima dat we ons tentje bij de parkeerplaats opzetten. Er kwam nog net geen pintje voor ons neus te staan.
Om 7:00u piept de wekker ons uit de slaapzak. Het is vochtig en koud. Voor de zekerheid kiezen ik voor een lange broek en X-bionisch warme shirts.
Er staat als opwarmer een klim naar het kasteel op het programma, van waaruit om 9:00 gestart wordt. Daar treffen we onze vrienden Linda, Bas en Geert van TNF. Die lopen geloof ik de hele trailkalender af als training voor de Ultratrail MontBlanc, als laaglander moet je toch ergens je dijbenen oefenen.
Na de start dromt het hele gezelschap van zo’n kleine 400 man door de spelonken richting uitgang. Maar de vaart komt er algauw in als we door de dalende straatjes van Bouillon daveren. Verderop stroopt het weer samen als we de eerste helling opgaan, via een smal steil paadje. Daar maken we in het gedrang meteen onze eerste 150 steigmeters.
Ik weet nu zeker dat mijn kledingkeuze niet de juiste was, door het stijgen begint de verbranding goed op gang te komen. En nu er een onverwacht zonnetje tussen de wolken uit piept, helpt de schaduw van de nog kale bomen ook niet veel.
De eerste hellingen maak ik gebruik van het trage klimtempo om steeds meer kleding in het rugzakje te proppen. Maar het gaat mij te ver om tot op de onderbroek te strippen en de rest van de tocht zal mijn lange renbroek doorweekt van het zweet zijn.
Gaandeweg beginnen er grotere gaten in de slang lopers te vallen en komt er rust in de gelederen. Ik keer tot mijzelf terug en ga na of alles in orde is. Corrigeer mijn pas, neem een slok water en laat mijn aandacht langs mijn ledematen gaan. Vooral de achillespees krijgt mijn aandacht. Die voelt goed. Wel voel ik extra spanning in enkel en voet omdat het lichaam toch beducht is op plotselinge overbelastingen. Niet forceren en vooral geen snelle tijd nastreven, die gedachte is bij voorbaat ontspannend.
De route wikkelt zich af via kronkelpaadjes hoog boven het schitterende rivierdal. De ene na de andere ansichtkaart schuift langs het blikveld. Dan weer zijn er super technische afdalingen die alle aandacht opeisen. Ik geniet van het terrein. Dit is echt mountainrunning. Trommelend razen mijn voeten door de zigzagbochtjes.
Verderop wordt het pad grilliger en onderbroken door enkele secties met heuse laddertjes.

Echt opletten is het geblazen op de steile hellingen waar het parcours zich in rechte lijn naar beneden stort, zonder paadjes maar wel met een glad bladerdek op drassige kalkklei. Daar beleef ik dan ook mijn eerste en gelukkig laatste valpartij. Een deelnemer met skistokken glijdt onderuit en, heel klassiek, prikt zijn stok klem voor mijn voeten. Daar ga ik. Buitelen gaat sneller dan lopen.
Na de eerste verversingspost bij Frahan, vanwaar de korte variant terugkeert naar Bouillon, maar de lange trail doorlust, is het veld ver uit elkaar geslagen. Het grootste gedeelte loop ik alleen. Ook Timo is nu uit zicht. Maar zo heb ik het het liefst. Ultralopen is een eenzame sport. De mentaliteit wordt getest met het belopen van een eindeloos vals plat pad dat parallel aan een beekje 2km recht naar het Westen blijft stijgen. De benen branden. Dit is stukken zwaarder dan een steile kortere klim. Steeds hou ik me voor bij een markante boom of mierenhoop in de verte terug te mogen schakelen naar wandelen. Maar ik doe het niet, ik blijf een dribbelpasje aanhouden. Helemaal op de pas 200m hoger ben ik stiekem trots op mezelf, maar vraag me tegelijk af of ik de tol voor de verzuurde benen later niet moet betalen.
Er volgt een parcoursdeel over wat zachter glooiend terrein met veel vlakke bospaden. Ik heb het idee dat dit er in zit om de mensen eindelijk eens kilometers te kunnen laten maken. En zoals altijd wanneer het saai wordt, begint hier ook pas de pijn door te dringen. Of eigenlijk meer het gezeur. Allerlei vage protestjes klinken door het lichaam. Je weet dat je ze kan negeren, maar het maakt de gang wel moeizamer. Behalve dat je af en toe een zwikje voelt of tot je enkels in de blubber verdwijnt is er, Zolang je maar blijft drinken en eten en je pas controleren, niets aan de hand.
Maar dan die vragen in je hoofd, of het wel wijs was Dinsdag nog 30km te hebben gerend, of het wel goed was om gisteren nog het tuintje van paps en mams om te spitten en vooral die warme broek, hoe kon ik die toch aantrekken. En natuurlijk die zeurvraag, hoe ver is het nou nog?

Na een eeuwigheid komt de verversingspost van Frahan weer in zicht. Ik laat mij het water en de banaantjes smaken en prijs me gelukkig met nog maar een dikke 10km te gaan. Als ik daar had geweten wat me te wachten stond, had ik hooguit 100m naar de dichtstbijzijnde bushalte gelopen.
Op de parcourssplitsing volg ik nu de pijlen linksaf. Mijn blije gemoed schakelt naar stand euforisch als de route zich daarna over een scherp getande graat afwikkelt. Dit is mijn terrein, van rots naar rots en veel kleine snelle afdalinkjes en korte klimmetjes, met vooral veel lucht rondom. Wat een prachtig technisch voetenwerk. Hier geniet ik van. Mijn longen lijken zich opeens verder uit te vouwen en ik vlieg over het parcours. Ik zie kans veel voorgangers, in te halen, juist op plaatsen waar passeer ruimte is.
Ik jaag op een groepje snelle jongens voor me. Ik zet een tandje bij in de afdaling naar een inzinking in de bergrug, waar het geel ziet van de routepijlen. Ik jaag op topsnelheid door de col en vlieg de klim in naar het vervolg van de graat. Dan daagt mij iets. Dit lijkt wel op een passage van een dikke 2 uur geleden. Maar ik denk niet te lang na en vervolg mijn jacht.
Als dan mijn blik, na een zware afdaling op een camping aan de overkant van de rivier valt, weet ik het zeker, hier zijn we eerder langs geweest. Ik probeer in het frans één van de jongens die ik juist heb bijgehaald te vragen of we wel goed zitten. Ach ja, dat klopt, valt ook zijn loopmaat bij, een deel van het parcours overlapt.
Niet helemaal gerustgesteld blijf ik volgen. Plotseling herken ik de omgeving. Dit is de eindeloze gestage klim over 2km waar ik de eerste keer zo dapper in looppas bleef. Nu lukt dat mij niet meer, mijn wilskracht is verlamd. De twijfel overwint mijn wil. Dit pad gaat volledig de andere kant op. Toch wandel ik nog verdwaasd een km met de meute mee. Maar als ik achterom blik en geen volgers waarneem, neem ik een beslissing: ik keer om. Het is bijna niet te omschrijven hoe moeilijk het nemen van zo een besluit is. Het resulteert in een zeker gevoel van trots over eigen autonomie enerzijds, maar anderzijds ervaar je een verpletterend gevoel van verslagenheid.
Gelukkig volgt één van de anderen mij, de rest, een stuk of tien lopers, gaan er stug door. Weer bijna terug bij de camping in het dal, passeren wij twee heren van de organisator, die de routepijlen aan het verwijderen zijn. Verbaasd zien ze ons komen en bevestigen dat we inderdaad verkeerd zitten. Op de col hadden we linksaf gemoeten. We hebben een slordige 4km teveel gelopen en over de hoogtemeters wil ik niet eens denken.
Eenmaal terug op parcours blijf ik een stuk met de jongen samenlopen. Het gekeuvel bevalt mij nu wel, omdat het afleidt van eigen pijn. Hij kent de omgeving en weet precies te vertellen welke afstanden en welke passages wachten. Ik kan zijn naam niet onthouden, maar in gedachten noem ik hem Tomtom.
In de één na laatste afdaling laat ik hem gaan. Klimmen gaat nog prima, maar afdalen wil ik gecontroleerd doen, omdat mijn voorgespannen enkels nu echt aandacht nodig hebben. Na de laatste steile afdaling door een bladerbos bereik ik de promenade op de oever van de Semois. Na een laatste bocht in de rivier zie ik daar de burchttorens boven de bomen uit priemen. Mijn hart klopt in mijn keel. Bijna thuis.

Dan komt op het veld aan de overkant de finishtent in zicht. Maar daarvoor moet ik wel nog de brug over 500m verderop. Hier veel publiek langs de route. Als een marathonloper laat ik mij nu dragen door de aanmoedigingen van buitenaf. Vlak voor de finish liggen Timo en de anderen al languit in het gras van de zon te genieten. Ik kan niet wachten om me bij hen te voegen, daar doe je het voor.

Voetnoot: Feestvreugde was helemaal groot omdat Linda de eerste dame was en we daarom van onszelf extra lang in het zonnetje mochten blijven liggen om op de prijsuitreiking te wachten…

Elwin

(hetzelfde verslag maar dan met mooie foto’s is ook te lezen op: www.teamxbionic.nl )