door Elwin

 “People invent the strangest things, to replace natural challenges..” merkt Renata op, wanneer zij in Beltrum voor de eerste maal met het fenomeen ‘survivalrun’ geconfronteerd wordt. En gelijk heeft ze, bedenk ik mij tijdens de warming-up, als ik door de dorpsstraat heen en weer huppel, met een bananenschil in de ene hand en een klokhuis in de andere.
Ikzelf bekijk de eindhindernis op het Mariaplein met andere ogen. Puur technisch inlezend, zoekend waar de zwaartepunten liggen. Weet nu al dat, wat er als eitje uitziet, straks heel anders voelt, wanneer het lichaam al moe gegeseld is. Uitgaande van de natte omstandigheden, schat ik in zo’n 2 uur in totaal nodig te gaan hebben.
Ja, ervaring. Ik heb afgelopen jaar hooguit vier keer getraind. Maar vertrouw erop dat de basistechnieken nog in het systeem zitten en dat kracht en conditie de rest wel goedmaken.
Voor de start kom ik Bianca Rougoor tegen, die erop staat dat ik straks ‘bij hen’ in Gendringen in de lange run kom meedoen. Ik reageer met wat reserve. Eerst maar ’s zien of ik het nog kan.
Aan mijn adrenaline fabriek ligt het niet. Bijna maak ik een valse start, door mij 5 minuten te vroeg in een startgroep met gele shirts te mengen, de jeugdrun dus.
Bij het echte startschot, loop ik direct voorop. Even later alweer bijgehaald door een sterke deelnemer. De ervaring laat zich gelden, ik doe geen moeite om te jagen en blijf rustig mijn eigen tempo lopen.
Als we het dorp uitzijn, openbaart zich meteen de aard van deze editie: blubber en nog eens blubber. Dertien kilometer zuigen, smakken en plakken. Ter afwisseling ook regelmatig borstdiep waden door ondergelopen bossen en een gezwollen Berkel. De droogste loopdelen leiden door het struikgewas, waar slootje gesprongen moet worden over honderden watergeulen.
De eerste 12 hindernissen zijn opwarmertjes, voornamelijk bestaande uit netten en swing-overs in diverse soorten. Ik loop er in gestaag tempo ‘doorheen’. Denk er goed aan om direct na de hindernissen weer gas te geven en ondertussen direct de armen uit te schudden en de buikspieren te ontspannen.
Bij de lange apenhang terug over de Berkel heb ik het gros van 3 startgroepen voor mij ingehaald. Hier ben ik bijna halverwege, maar weet dat de ‘echte’ hindernissen nu gaan komen. Ik neem wat loopgas terug, want belangrijk is de juiste energie verdeling tussen boven- en onderlichaam. Deze strategie betaalt zich uit bij het nemen van ‘de Bok’. Een multihindernis opgesteld boven de Berkel, die heen en weer moet worden genomen. Zonder pause te nemen spring ik erop (onderwijl de kluwen wachtenden bedankend, dat ik voor ‘mag’ gaan..) En tijger zonder problemen heen en weer.
Direct volgt mijn persoonlijke zwaartepunt uit de run: De dubbele catcrawl. Ik zie zwaar op tegen de onvermijdelijke schurende pijn op schenen en liezen. En inderdaad wordt het weer incasseren. Maar het wankelen van de hele stellage door een teveel aan tegelijk overstekende deelnemers, doet mijn adrenaline pijl weer stijgen en  zorgt voor wat peper in de pijp, ik wil hier weg.
Nog steeds met grote spoed neem ik een hindernis die niet op het kaartje stond: Het in de lengte volgen van een slootje, gevuld met zuigende klei naast de Kooihuisweg. Ik weet het meeste ‘grondcontact’ te mijden door van wal naar wal heen en weer te springen.
Daarna volgen weer fijne snelle korte hindernisjes. Alleen de eindeloze, soms kniediepe, klei-akkers zijn echte energieslurpers. Zelfs de netrol, waar ik zo tegen opzag, laat zich gemakkelijk overwinnen. Inmiddels ‘loop ik over’ rugnummers heen, die 2 uur eerder zijn vertrokken.
Pas op de Heelweg krijg ik het zwaar. Aan het begin van de lange ‘hindernisstraat’ moet een rij van verticale palen genomen. Ik zak soms akelig diep richting bodem, maar stap uiteindelijk toch over het eindlint.
Met het opnemen van een boomstammetje, maak ik een beginnersfout: Ik zoek de dunste uit. Met het doorhakken lijkt het wel van rubber te zijn. De bijl blijft voortdurend klemmen en zelfs polsdik weggehakt, zijn er nog 5 harde meppen nodig, voor de genadeslag. Had ik die dikkere van berkenhout maar genomen.
Nu komt het goed van pas dat ik de eindhindernis al had ‘ingelezen’ en weet precies waar ik rustpunten kan pakken. Mét bandje land ik 3 minuten later dan ingeschat over de meet.
In de tent loop ik Herbert Rougoor en Jochem Bruggink tegen het lijf, “Nu moet je dus echt in Gendringen in de lange van start”. Nou, ik zal er in de tobbe even over nadenken.
Terug in de kleedkamer, na het afdouchen, heb ik mijn armbandje nog steeds, maar geen onderbroek meer. Het lijkt erop dat X-Bionic onder de survivelaars ook onweerstaanbaar populair aan het worden is..

FOTO’S