(door Aalt)

De mens is een bijzonder wezen in het ecologische systeem op aarde. Hij kan met machines voedsel vergaren, dat inblikken om het te nuttigen, exact op het moment dat hem uitkomt. Eventueel vitamineverlies kan hij aanvullen met een keur aan voedingssupplementen. Al zappend voor een enorme plasmatelevisie, zou hij kunnen genieten van de wereld om hem heen, maar wat doet de homo sapiens op zondag 5 april 2009?

Een beetje bioloog (vooraan in de rij staat altijd Midas Dekkers) kan verklaren waarom gezonde weldenkende mensen aan sport doen. Ieder normaal mens dat begint met sporten, weet hoe tegennatuurlijk het is. Als je gaat rennen, gaat je lijf pijn doen. Het lichaam vindt dat niet fijn en gaat hormoontjes de bloedbaan in sturen om die ellende verzachten. Als je stopt met rennen gaat de productie van de gelukshormonen nog even door. Dat is dat heerlijke gevoel dat je hebt na het sporten, een soort doorlekkende geluksboost. Daarom verzamelt zich ieder weekend een enorme mensenmassa die hijgend en puffend door bossen en velden en langs ’s heren wegen hobbelt. De gigantische spierpijn die de tweede dag na de inspanning op zijn grootst is, wordt weggeredeneerd. Alleen de werkgever heeft daar echt last van.

Met die geluksboost doen de meeste sporters eigenlijk praktisch niets. De herinnering eraan blijft over in de vorm van een medaille voor je unieke prestatie (aan de marathon van Amsterdam deden 15.000 deelnemers mee). Dat ding hangt dan met een foto van je uitgemergelde kop ergens op je werkplek.

Nee, dan de deelnemers aan de survivalrun, eindelijk is er een doel bedacht voor de geluksboost: na iedere geslaagde hindernis verdien je immers een fikse bups geluk, die je weer in kan zetten voor de volgende hindernissen. Zo heb je meteen lol van je dosis endorfine. Op dus naar de:

Q-man TOER 2009,

Wat heb je nodig? Een paar loeisterke armen, een set turbolongen en stevige poten. Logisch dat er dus flink wat gezonde boerenzonen zich verzameld hadden in het Heurnsche martelwoud: het Abu Ghraib van de Achterhoek. Daartussen dartelden een paar mega-atletische Friezinnen, beeldschone dames met armen als spoorbielzen. Ogenschijnlijk moeiteloos dwarrelden zij met zandzak en boomstam over toffe hindernissen, klauterden over en door het water, schoten en passant met katrolbogen minstens in het blauw. Hulde, respect, achting, bewondering, eerbied!

Wat heb je daar ook te zoeken met een kwieke reïntegratiecoach, een gedrongen TV-jongen, een voedingswetenschapper met telelens en een zwaarlijvige schoolmeester die op de hielen gezeten door overactieve buurtregisseur als een rijpe peer uit de apenhang lazert? Niets toch?

Gelukkig hadden wij ons geheime wapen. Een frêle freelancer met pagekopje. En die ging me daar als een speer! In planee met z’n kano, jakkerend met zandzak en als Sjonnie Weismuller zelf door de hindernissen. Voor mij een les in bescheidenheid.

Dus wat ga ik doen? Ontkennen dat ik stokoude genen heb en graag wil genieten van die basishormonale prikkel? Of zwelgen in ons door en door verwende welvaartsbestaan? Hier zullen geest en lichaam het niet snel over eens worden. Nu eerst maar even de spierpijn afwachten, een biertje kan daarbij geen kwaad. Wellicht is genieten van de strijd tussen geest en lichaam al die moeite wel waard.

Voor de volledige foto-serie (deel 1), klik hier